Voorbeeld van een onderzoek

Mijn tuin grenst aan een sloot en door die sloot heb ik uiteraard mijn net wel eens gehaald. Ik wil u het resultaat graag laten zien, als voorbeeld van een onderzoek dat u zelf zou kunnen doen.

De sloot maakt onderdeel uit van het waterstelsel in de polder en fungeert als hoofdwaterafvoer. Daarom is de sloot behoorlijk breed (meer dan 7 meter) en ook redelijk diep. Aan de overkant van ons huis is een zogenaamde natuurspeeltuin aangelegd en om de bewoners tegen inkijkende kinderen te beschermen, heeft de gemeente de speeltuin van brede rietkragen voorzien. De waterafvoer richting gemaal moet voldoende blijven en dus wordt de sloot meerdere malen per jaar geschoond met behulp van een maaiboot. Verder wordt eens per jaar de rietkraag in toom gehouden en de sloot weer op diepte gebracht. Kortom, er vindt regelmatig mechanisch verstoring plaats en de sloot heeft dan ook geen goed ontwikkelde vegetatie. Ondanks deze ingrepen is het dierenleven behoorlijk ontwikkeld. Er komen verschillende soorten libellen voor (zie de pagina hierover op deze site) en ook vissen zijn volop aanwezig. In de rietkraag nestellen kleine karekieten, zwanen, meerkoeten en waterhoentjes.

Mijn onderzoek

WatermuntWatermunt
MoerasandoornMoerasandoorn
sterrenkroossterrenkroos

Om te beginnen de planten die langs de rand groeien. Boven water zijn dat riet, watermunt en moersandoorn. In de sloot groeien kikkerbeet, waterpest, sterrekroos en kranswier.

Waterbeestjes scheppen kan je het beste doen met een stevig net. Om ook snellere beesten te vangen, zoals bijvoorbeeld roofkevers, moet je met enige kracht door het water kunnen gaan.

zwanen op bezoek Je kunt ondertussen bezoek verwachten.
En dit levert het op.

Omdat er op deze manier in het algemeen een hoop planten en modder in het net terecht komen, is het verstandig om eerst te proberen je vangst wat op te schonen door het net te "spoelen". Dit kan door het net in het water te laten hangen (de opening uiteraard boven water houden) en dan rondjes te draaien. Door de waterstroom in het net spoelt er al heel wat modder uit. Vervolgens kan je een overmaat aan planten weggooien. Wel eerst goed kijken of er niet iets interessants tussen zit en desnoods de planten in het net uitschudden. Wat je overhoud kan in een platte bak, het liefst licht gekleurd, met een laagje water erin. En dan maar kijken wat er gevangen is.

Het resultaat in een platte bak.

De linker hoek in detail.

Het zit in ieder geval vol met watervlooien en eenoogkreeftjes. Verder vallen direkt de snel zwemmende wantsen op. Daar tussendoor schuivelen waterpissebedden en libellenlarven. Laten we maar maar eens wat nauwkeuriger gaan kijken en de verschillende dieren op naam proberen te brengen. We beginnen met de slakken.

kleine diepslakEen kleine diepslak (Bithynia leachii)
posthoornslakEen jonge posthoornslak

Er kwamen twee soorten bloedzuigers voor. Verder meerdere soorten watermijten, maar daar geef ik maar één voorbeeld van. Watermijten zijn lastig op naam te brengen, dus deze gaat even naamloos door het leven.
Bloedzuigers hebben aan de voorkant en de achterkant van hun lijf een zuignap, waarmee zij zich aan de ondergrond kunnen vastzetten. Dat gebeuirt ook in de bak, zodat na afloop, als je de inhoud van je bak terug in de sloot gooit, de bloedzuigers op de bodem achterblijven. Ik vind het altijd weer bijzonder om te zien hoeveel van die beesten er eigenlijk aanwezig zijn.

De volgende duidelijk aanwezige groepen zijn de waterwantsen en waterkevers. Hiervan heb ik vijf soorten gevonden: vier soorten wantsen en één soort kever.

platte waterwantsEen platte waterwants (Ilyocoris cimicoides)
eirond waterkevertjeEen eirond waterkevertje (Hyphydrus ovatus)

Haftenlarven en libellenlarven zijn eigenlijk geen larven maar zogenaamde nimfen. Het zijn insecten die geen volledige gedaanwisseling ondergaan. Het rijtje dat iedereen al op de lagere school leert over de ontwikkeling van de vlinder (ei - rups - pop - vlinder) gaat voor deze dieren niet op. Zij gaan van de larf (rups) direkt door naar volwassen dier, dus zonder eerst een pop te worden. De nimfen groeien door vervellen en na iedere vervelling lijken ze wat meer op het volwassen dier. Haften zijn de nimfen van eendagsvliegen. (Overigens zijn waterwantsen ook dieren met een onvolledige gedaantewisseling, dus hun larven zijn eigenlijk ook nimfen.)

Cloeon sp.De haft Cloeon sp.

Rest nog een aantal dieren uit verschillende groepen. Bij de meeste mensen zijn de waterpissenbedden wel bekend, ook wel bekend als het ezeltje. Verder kwamen er behoorlijk veel exemplaren voor van een kokerjuffersoort met een spiraalvormig opgebouwd huisje van plantendelen en een paar langere (zwem)poten. Ook de larf van de slijkvlieg zat een aantal malen in het monster. En verder de larven van dansmuggen.

Sialis lutariaDe larf van de slijkvlieg (Sialis lutaria)
Chironomus sp.De larf van een dansmugsoort (Chironomus sp.)

Er zaten nog meer soorten in het net, maar ik heb ze niet allemaal goed kunnen fotograferen. Wel aanwezig, maar hier niet getoond waren onder andere een kokerloze kokerjuffer (vermoedelijk Polycentropus sp.) en de larf van een spookmug (Chaoborus sp.) Als u de detailopname van de linkerkant van de bak wat vergroot, dan zou u beide soorten moeten kunnen vinden.

Ik heb dit proefje half september uitgevoerd en dat is niet de handigste tijd voor het vinden van een aantal soorten. De haften, libellen en kokerjuffers waren wel in grote aantallen aanwezig, maar als nog maar jonge (en dus kleine) dieren. Dat maakt het uitzoeken en op naam brengen wat lastiger. Eind mei, begin juni is een betere tijd om zelf op onderzoek uit te gaan.

Hopelijk heeft dit verhaal niet al te veel afgeschrikt. Wat ik vooral wil laten zien is dat het een kwestie is van goed kijken en de tijd nemen bij het uitzoeken. Oefenen met tabellen en zoekplaten is aan te bevelen, evenals de hulp van een meer in dit onderwerp ingevoerde persoon. Hoe meer je met het onderwerp bezig bent, hoe sneller en makkelijker de onderzoekjes worden. Succes.